Demonische Droom?? deel 2
Demonische Droom??? (Deel 2)
Rene maakte de tweede grote fout in een paar dagen. Nadat hij al zo stom was geweest te gaan wandelen en te gaan slapen op de schoolzolder (zie deel 1) vertelde hij de twee mannen die naast hem stonden, na zachte maar besliste aandrang, wat hem die avond en nacht overkomen was. De arts en de rechercheur (want dat was de man in de normale kleren) keken elkaar met stijgende verbazing aan, met grote ogen van ongeloof en de arts schudde nauwelijks merkbaar het hoofd. En al de volgende ochtend verhuisde Rene met bed en al van de afdeling ongevallen naar de afdeling psychiatrie. En hoe hij ook betoogde dat het toch echt gebeurd was, de enige reaktie die hij kreeg van iedereen was een sussend en geruststellend “Het komt allemaal goed, jongen”. En hij verdween in een kale kamer met alleen maar een matras op de grond. Geen enkel ander voorwerp was er in de kamer te zien.
Dus Rene berustte maar, hij kon niet anders. Hij werd daarbij geholpen door de medicijnen die hij kreeg, hij werd er suf van. En zo verstreek de dag. Rene keek naar buiten en zag door het dubbele pantserglas met tralies ervoor dat het begon te schemeren. Zijn ogen voelden zwaar en hij viel in een onrustige droomloze slaap.
Hij werd wakker van een geluid dat zijn onderbewuste oppikte. Hij keek naar buiten en zag dat het helemaal donker was. Opnieuw een geluid...zijn ogen gingen die richting op en hij verstijfde van schrik. Daar stond hij...in een hoek, dezelfde doorzichtige oude man van de zolder, kompleet met vuil haar en goor kleed. En prompt daalde de temperatuur in de kamer in een duizelingwekkend tempo. “Hoe kom jij hier?” vroeg Rene met verstikte stem. Een geluidloos gemeen lachje was het antwoord en de man zei “Is erg gemakkelijk, knaap, jij bent hier”. Rene was verbaasd over dit antwoord en keek vragend naar de holle lege ogen. Weer dat ontzettend gemene lachje...”Ik ben in je gegaan...weet je nog? En ik ben nog steeds in je...door in je te gaan heb ik bezit genomen van je geest en van elke armetierige cel in je waardeloze sterfelijke lichaam, knaap. Je bent door mij bezeten...Dus waar jij bent, ben ik ook. Maar geen angst, knaap...je hebt niet veel last van me”. “Ben ik nu inderdaad echt gek??” mompelde Rene in zichzelf. “Nee hoor,” antwoordde de gedaante, “Ik ben er echt, nu ja, in zekere zin. Ik ben niet stoffelijk, ik ben er maar er is niets”. “Wie ben je dan” vroeg Rene benepen. “Ik ben Georg van Immerwaal” antwoordde de gedaante, “Excuseer...ik was Georg van Immerwaal.” Even was het stil...de gedaante richtte een priemende blik met zijn lege holle ogen op de jongen...de temperatuur bleef dalen...”Maar genoeg gepraat, knaap. Je hebt alleen last van me als ik mijn lusten wil botvieren, ik heb jong zaad nodig om te kunnen blijven doordolen en een heerlijk zacht jong kontje voor het genoegen”.
Met een beweging liet de gedaante zijn gore witte kleed van zich afglijden en schuifelde naakt naar Rene. En spookachtig geheel, een skelet met vel erom, bewoog traag door de kamer en de jongen verstijfde weer, niet in staat te vluchten, zich te verzetten of te schreeuwen. Hij was helemaal in de ban van de gedaante, een kompleet willoos iemand, als een konijn in de laatste seconde voor het wordt besprongen door een wolf. De gedaante ontdeed Rene in een flitsend tempo van zijn kleren, zodat de arme jongen naakt en weerloos op de matras lag. Toen bewoog de gedaante zich moeizaam op zijn knieen en nam Rene’s pik opnieuw in zijn mond. Opnieuw hetzelfde effekt. Als Rene ook maar iets bewust had gedaan, dan was zijn pik slap gebleven, uit angst, uit afkeer. Maar hij werd stijf...de oude zoog er weer gulzig aan, alsof zijn verdere onstoffelijke voortbestaan er vanaf hing. Doorzichtig, zilverachtend flonkerend kwijl liep uit zijn mondhoeken.Rene had nog nooit zo iets afstotelijks gezien, maar opnieuw voelde hij hoe hij klaarkwam in de vriescel waarin zijn pik gevangen zat. Het leek alsof de gedaante zijn zaad met geweld uit zijn ballen zoog en hij kon er niks tegen in brengen. De oude smakte voldaan en keek naar de willoze jongen. Een onwerkelijk hinnikend lachje kwam uit zijn stinkende en walgingwekkende mond.
De gedaante deed Rene’s benen uit elkaar...hij verzette zich niet. Het leek alsof een onwezenlijke en verlammende kracht hem in zijn macht had, die het hem onmogelijk maakte om ook maar enig verzet te plegen of te vluchten. Trouwens, waarheen moet je vluchten in een afgesloten kamer met alleen maar een matras? Met wijd opengesperde ogen lag hij op de matras, volkomen willoos en lijdzaam wachtend op wat komen ging. De gedaante ging op hem liggen.Het bracht een intens gevoel van kou in zijn hele lichaam, maar vreemd genoeg voelde hij geen druk...het leek alsof de gedaante niets woog. Rene’s ogen zagen hem liggen, maar zijn lichaam voelde geen enkel gewicht, het leek wel zichtbare, ijskoude lucht. En wat een nog gekkere ervaring was: het leek alsof de gedaante als een magneet, als een stofzuiger, alle energie en lichaamswarmte uit het lichaam van de jongen trok. Rene voelde iets intens koud tussen zijn billen, hoorde het intens gemene lachje. Toen leek het alsof het koudste centrum van de Noordpool in hem schoof...neeeee....neeeee.... NEEEEEEEEE... gelukkig kwam toen de heerlijke vergetelheid van een diepe bewusteloosheid:
De dienstdoende assistent psychiatrie had best wel de pest in. Hij was net terug van de eerste hulp, waar assistentie van een psychiater nodig was en wilde net een uurtje gaan liggen op het bed in de dokterskamer, toen de telefoon ging. De jongen in de isoleercel maakte problemen. Het beloofde een lange nachtdienst te worden. Hij liep knorrig de open isoleercel in, waar twee verplegers naast de matras stonden. Hij bekeek de patient...helemaal verstijfd, een lijkbleke huid en wijd opengesperde ogen, waaruit pure angst sprak. Die verstijving..OK. Die angst in de ogen...OK. Maar die lijkbleke kleur, die was niet logisch. Hij voelde even de pols en bemerkte dat de arm van de jongen ijskoud voelde..streelde even over de huid en opnieuw kwam er een kou vanaf die hem deed rillen. Wat was dit?? “Laat een eerste hulp arts komen, want we hebben ook een lichaamlijk probleem. En bel de chef...dit is erg vreemd”. Een van de verplegers liep naar het kantoor om te bellen en in de tussentijd onderzocht de assistent de jongen verder. Ineens viel zijn oog op iets...”Heb je zijn status hier?” vroeg hij de overgebleven verpleger. Die overhandigde de papieren en hij begon er driftig in te bladeren. Binnengekomen met ernstige onderkoeling en bevriezingsletsel in schaam- en anaalstreek. Hij keek opnieuw naar de jongen en vroeg, zonder een antwoord te verwachten “Hoe kan een patient in een ziekenhuis kersvers bevriezingsletsel oplopen? “ De verpleger haalde de schouders op...”Oh...” zei de assistent, “Is de verwarming aan?? Het is hier stervenskoud in die kamer...”
De diagnose van de eerste hulp-arts was wel zo duidelijk dat Rene bewusteloos en al naar de intensive care werd gebracht, waar allerlei doktoren en verplegers koortsachtig begonnen zijn lichaamstemperatuur omhoog te brengen. Het was, ondanks het late uur, een komen en gaan van chef-artsen die allemaal met vraagtekens in de ogen en hoofdschuddend moesten toegeven dat ze niet wisten wat hier aan de hand was. Als laatste kwam de chef-psychiater. Hij stelde zijn assistent wat vragen, onderzocht nogmaals de patient en keek lang nadenkend voor zich uit. Het beviel hem niet...hij kon dit met al zijn kennis en ervaring niet bevatten, wat toch wel iets zegt na 40 jaar in de psychatrie. Opnieuw dacht hij na, kwam tot een konklusie en zei tegen de assistent: “Maak maar een afspraak met pater Van Henegouwen”. De assistent keek hem verbaasd aan. “Ja, hoor, dat is lekker medisch verantwoord...” flapte hij er uit. Zijn baas keek hem met vuurspuwende ogen aan en zei vinnig “Weet je jongen, volgens mij kun jij een erg goede psychiater worden, maar je moet leren dat er dingen zijn die we wetenschappelijk niet kunnen begrijpen en zeker niet kunnen behandelen. Ik denk dat we er hier een hebben, dus leer er wat van.” Hij keek geirriteerd om zich heen en knorde “Is de verwarming hier aan? Het is verrekte koud in de kamer”. Hij liep boos de kamer uit, boos over de opmerking van de assistent en boos over zijn eigen onvermogen het te begrijpen wat er hier gaande was, assistent en verpleger verbouwereerd achter latend.
2205 keer gelezen
Score: 9
(van aantal stemmen: 16)
Je moet eerst inloggen om te kunnen stemmen.