De Jongen en de Reiziger deel 2
De Jongen en de Reiziger deel 2
De reis van Hannes en Peter was voortgegaan. Ze waren de
Duitse grens overgestoken en verplaatsten zich in de richting van Hamburg, in
een tempo wat bepaald werd door Banjer, het paard, dat braaf elke dag de
woonwagen voorttrok.
In Hamburg zou Hannes wel weer werk kunnen vinden. Hij
was nu eenmaal schrijnwerker en maakte prachtig houtsnijwerk, dat onder andere
kerkmeubilair versierde. En omdat er in Hamburg een nieuwe kerk werd gebouwd,
waren de kansen goed dat ze daar een tijdje konden blijven en de ietwat
nooddurftige kas konden spekken.
Ofschoon hun samenzijn na die eerste nacht kortstondig
leek te zijn, waren ze nog steeds samen. Sterker nog: ze waren bijna
onafscheidelijk, respekteerden elkaar en hielden van elkaar. Hannes begon Peter
de eerste kneepjes van houtsnijen bij te brengen, de eerste vakopleiding die de
jongen kreeg na zijn lagere school. Ze aten samen, ze verzorgden de dieren
samen en ze sliepen samen. En als Hannes zo nu en dan een dagje werk had, dan
zorgde Peter voor Banjer en voor Rakker, het hondje. Of hij maakte met het
hondje lange wandelingen door de eindeloze velden en bossen van Nedersaksen. En
elke nieuwe dag voelde de jongen zich beter, sterker en gewaardeerder en elke
dag leerde hij weer iets van het moeilijke vak van houtsnijer. Elke dag was hij
meer in staat een weerbarstig stuk hout te kontroleren en zo te vormen tot het
werd wat Hannes er van verwachtte.
Maar aan alle goede dingen kwam een einde. Ze waren net
Bremen voorbij, toen op een niet bijzonder warme, maar mooie dag, Banjer in een
keer de brui er aan gaf en ophield met trekken.
“Wat is dat dan?”, vroeg Hannes verbaasd, meer in
zichzelf dan dat hij een antwoord verwachtte.
Peter haalde onwetend de schouders op. Hannes klom van de bok en liep naar het paard.
“Nou, jongen, in staking vandaag?”, vroeg hij lachend.
Hij streelde over de zwarte flanken en keek verrast op.
“Hij is helemaal warm!”, riep hij uit, “Hij gloeit
helemaal!”.
Dat klonk niet goed. Geschrokken keken ze elkaar aan. Het
leek erop dat Banjer ziek was.
Het paard werd uitgespannen en op een graslandje gezet.
Terwijl Peter bij het dier bleef, liep Hannes naar een dorp en vond daar een
dierenarts, die voor een paar Mark wel even voorbij wilde komen.
En de dierenarts was het roerend met het tweetal eens:
Banjer was ziek! En wat hem betrof kon er geen sprake zijn van karren trekken
tot het dier weer opgeknapt was. Maar ja, dat opknappen ging een slordige 30
Mark aan medicijnen kosten.
Samen zaten ze ’s avonds aan het tafeltje in de keuken en
keken elkaar een beetje radeloos aan. Er waren geen dertig Mark!
“Verdomme”, mompelde Hannes, “We zitten vast hier tot
Banjer is opgeknapt. Als hij opknapt, want ik heb echt geen idee waar ik dertig
Mark vandaan moet halen. Waarmee de kans op werk in Hamburg ook niet echt
groter wordt.”
“Nou ja,” probeerde Peter, “we kunnen proberen hier wat
werk te vinden. Ik bedoel: ik kan ook wat doen! Ben echt niet te lui om te
werken, zolang het geld oplevert om Banjer gezond te maken”.
Hannes lachtte...die jongen was zo lief! Hij knikte.
“Goed,”, sprak hij, “het heeft geen zin bij de pakken
neer te zitten. Banjer wordt er niet gezond mee en we komen er ook niet verder
mee. Dus gaan we morgen werk zoeken, voor een tijdje of op daggeld. Maakt
eigenlijk niks uit: elke Mark is er een!”.
De volgende morgen ging Peter vol goede moed op pad om
werk te zoeken. Maar met het vorderen van de dag zakte zijn goede moed tot iets
wat meer op wanhoop leek. Na een keer of vijftien “Nee” gehoord te hebben begon
hij er aan te twijfelen of het wel ging lukken een baantje te vinden. Het was
warm die dag: hij had dorst, was moe en zijn voeten deden pijn van het lopen.
Op het einde van de middag kwam hij bij een gebouw wat
een kasteeltje leek. Hij besloot het nog een keer te proberen die dag en belde
aan.
Een oudere man deed open. Hij was klein, had een dikke
buik en liep op korte, dunne beentjes. Haar was op zijn hoofd nauwelijks te
ontdekken. Peter had een instinktieve afkeer van de man, die hem met een
vreemde blik bekeek. Maar hij had geluk: hij kon de volgende dag als stalknecht
beginnen bij de jonker Vom Prinzhöfte voor het vorstelijke loon van 2 Mark per
dag. Opgetogen liep hij terug naar het grasveldje, waar ze hun kamp hadden
opgeslagen, gaf de zieke Banjer een bemoedigend klopje en liep vol trots de
woonwagen in.
De volgende morgen liep hij om half zeven de stallen van
de jonker binnen om aan zijn eerste klus te beginnen: uitmesten!. Daar bleek,
dat hij een kollega had. Het was een mooie jongen van ongeveer zijn leeftijd.
Hij was tanig en pezig. Het was duidelijk zichtbaar, dat hij aan lichaamlijke
arbeid gewend was. Hij had blond, sluik haar, dat tot op de schouders viel en
mooie, groengrijze ogen, ogen met de kleur van de wilde zee, had Peter wel eens
gehoord. Maar dat kon hij niet nagaan, want hij had nog nooit zee gezien. De
jongen, die Uli heette, had een mooie, open en vriendelijke glimlach, die
regelmatig zijn regelmatige, hagelwitte tanden liet zien. Ondanks het vroege
tijdstip was het al best warm. Uli had zijn hemd uitgetrokken en borstelde met
ontbloot bovenlijf de staart van een paard met krachtige slagen. Gelukkig vroeg
uitmesten niet zoveel konsentratie, want Peter kon zijn hoofd er niet bij
houden, maar wierp steeds een blik op zijn mooie kollega.
De ochtend was nog niet half om, toen de jonker de
stallen binnenkwam. Uli fluisterde iets van “Pas op, de jonker!” en ging verder
met het borstelen van paarden. Peter nam de volgende schep mest op de riek en
smeet hem in de kruiwagen.
De jonker liep met hooghartige tred door de stallen en
bekeek beide werkende jongens. Vervolgens liep hij op zijn korte, dunne beentjes
naar een stoeltje in de hoek achter Peter en ging er zitten.
Door de hitte had ook Peter zijn hemd uitgetrokken. Al
werkend kon hij het gevoel niet onderdrukken, dat hij bekeken werd, nee...bijna
bestudeerd werd.
Na een tijdje voelde hij een had op zijn billen, die er
stevig in kneep. Hij dacht ook een kort, onderdrukt kreunen te horen. Hij
draaide zich om en keek recht in de ogen van de jonker, die hem met onverholen geile
blik aankeek.
“Is er iets van uw dienst, meneer?”, vroeg Peter zacht.
De man kreunde even kort, maar hij maakte van zijn hart
geen moordkuil en fluisterde:
“Ja..ik wil jou!!”.
Peter deinsde even terug en kneep zijn ogen kort samen,
maar tegelijk vormde er zich een plannetje in zijn hoofd, dat in een keer de
problemen met Banjer zou kunnen oplossen.
“Wel, meneer...”, antwoordde hij zacht, zodat Uli het
niet kon horen, “ik denk dat dat wel kan.”
De jonker trok zijn wenkbrauwen verbaasd op. Hij hield
zijn hoofd even scheef en keek de jongen aan. Daarna nam hij hem van top tot
teen op.
“Maar...”, vervolgde Peter, “gaat wel dertig Mark kosten,
meneer. Uiteraard bovenop het dagloon”.
De jonker snoof...: “Dertig Mark? Ik geef je er tien mark
voor!”.
Peter draaide zich om, nam de riek weer en ging verder
met uitmesten.
“Vijftien Mark”, hoorde hij achter zich.
Hij draaide zich kort om en zei brutaal: “Sorry meneer,
ik geloof dat ik dertig had gezegd!”.
Opnieuw nam hij de riek, maar voor hij de eerste schep er
op had klonk het:
“Twintig mark!”.
Peter dacht een paar sekonden na. Beter twintig dan niks...
“Goed”, zei hij, “twintig Mark. Vooruit betalen
natuurlijk!”
De jonker greep in zijn broekzak en gaf Peter twee
briefjes van tien Mark.
“Had u het hier willen doen, meneer?”, vroeg Peter
vriendelijk.
De jonker knikte met zijn hoofd in een gebaar mee te
komen. Ze liepen verder de stal in en kwamen in de hooiopslag, buiten het zicht
van Uli.
Peter draaide zijn rug naar de jonker, maakte zijn broek
los en liep hem vallen. In een mum van tijd voelde hij koude handen over en
tussen zijn billen glijden. Hij rilde een beetje...het was zo....goor, maar hij
kon er Banjer mee helpen.
Peter voelde al snel een klein maar hard pikkie tussen
zijn billen dat meteen in hem schoof. De jonker hijgde en kreunde als een beest
en stootte hard in hem. Peter voelde er eigenlijk niks bij. Het leek er niet
op, wat hij met Hannes beleefde, het kon er nog niet bij in de schaduw staan.
Het was gewoon goor, vies en laag. Maar alles voor Banjer, ook dit!!.
Tijdens het stoten sloeg de jonker met zijn rijzweepje op
de billen van de jongen, die dan een grimas van pijn trok. Al snel kwam de
jonker klaar, hijgend als een oude stoomtram. Hij trok zijn pikkie uit de
jongen, trok zijn broek op en blafte: “Ga maar verder met je werk!”. Toen
verdween hij als of er niks gebeurd was, met dezelfde parmantige, hooghartige
stappen als waarmee hij gekomen was.
Peter trok ook zijn broek op en ging, volgens opdracht,
weer aan zijn werk.
Peter was er niet trots op hoe hij het geld had verdiend,
maar kon toch een grijns niet onderdrukken toen hij die avond twintig Mark voor
Hannes op tafel legde.
Die keek hem verbaasd aan.
“Hoe kom je daar aan?”, vroeg hij.
Peter keek ontwijkend weg en gaf geen antwoord.
“Heb je het gestolen?”, vroeg Hannes indringend.
“Nee!!!!”, riep Peter uit, “Ik steel niet!!”.
“Maar je gaat me niet vertellen dat je met eerlijk werk
twintig Mark in een dag verdient. Hoe ben je er aan gekomen?”
Opnieuw ontweek Peter de blik van Hannes. Maar die drong
aan!
Na lang vragen en aandringen vertelde Peter met horten en
stoten hoe hij aan het geld was gekomen. De blik van Hannes veranderde van
verbazing naar verbijstering en hij liep met grote passen de woonwagen uit,
Peter verdrietig achterlatend. Hij had iets gedaan met de beste bedoelingen,
maar het leek er op dat Hannes hem niet in dank afnam. En dat deed ontzettend pijn!
Pas na geruimte tijd kwam Hannes terug.
“Dit doe je nooit meer! Maar dan ook echt nooit meer!”,
zei die streng.
Peter schudde het hoofd.
“Ik begijp waarom je het gedaan hebt. Je bedoeling was
goed, lief zelfs! Maar je laat je nooit meer gebruiken door een oude viezerik
voor geld, alsof je een hoer bent. Begrepen?”
Peter knikte, hij had de boodschap helemaal begrepen.
Hannes bedaarde en ging zitten. Hij haalde diep adem en
vervolgde op rustige toon:
“Onze eerste nacht samen zei je dat God liefde tussen
mannen veroordeelt. Ik heb toen gezegd, dat zolang er liefde is, het goed is.
Weet je dat nog?”
Peter knikte weer bedeesd.
“Dit, wat je vandaag gedaan hebt, vindt God niet goed. Er
was geen liefde...hij wilde alleen zijn ballen leeg hebben, dat was zijn enige
doel. En als hij de kans krijgt doet hij het morgen of volgende week weer met
een andere jongen.”
Hannes zei dat hij een ander baantje moest gaan zoeken,
maar dat kon Peter vermijden. Ze spraken af dat hij gewoon door zou werken,
maar als de jonker weer zijn dikke buik en kleine pikkie zou uitpakken, hij dan
zou vertrekken, met of zonder zijn daggeld.
De volgende morgen liep hij bij het krieken van de dag de
stallen van de jonker weer binnen om verder te gaan met zijn werk. Uli was al
bezig met het voederen van de paarden.
Behalve een kort “hallo” werd er geen woord gewisseld. In
de loop van de ochtend werd het weer warm en gingen de hemden weer uit.
Pas tijdens hun korte middagpauze, toen ze beiden met
ontbloot bovenlijf in de zon zaten te eten sprak Uli.
“Hij heet jou dus ook gehad?”, vroeg hij bijna terloops.
Peter wist wat hij bedoelde, maar besloot zich van de
domme te houden.
Uli lachte even.
“Ik kom hier uit de buurt, ik ken de jonker. Iedereen
weet dat hij valt op jonge jongens”.
Peter probeerde het te negeren, maar kwam toch met een
tegenvraag:
“Heeft hij jou dan ook gehad?”
Uli lachtte schamper:
“Dacht je dat ik aan zijn aandacht was ontsnapt? We
hebben grote kans dat de oude vuillak ons door het raam van top tot teen bestudeert
en ons met de ogen uitkleedt”.
“En toch blijf je?”, vroeg Peter ietwat verbaasd.
“Hey,”, antwoordde Uli, “Ik ben alleen, moet voor me zelf
zorgen. Ik moet ergens mijn geld mee verdienen!”.
Even keken ze elkaar aan. Peter had het gevoel te verdrinken
in de groengrijze ogen.
Uli boog zich voorover, kustte hem zacht op zijn lippen
en streelde kort over een van zijn tepels. Het was een opwindend gevoel, dat
Peter meteen op andere ideeen bracht.
“Ik vind je best wel lief”, fluisterde Uli in zijn oor.
- Wordt vervolgd -
3255 keer gelezen
Score: 9
(van aantal stemmen: 21)
Je moet eerst inloggen om te kunnen stemmen.