De Jongen en de Reiziger deel 3
De Jongen en de Reiziger 3
Het korte gesprek, de heimelijke kus en de terloopse
aanraking leidden er al snel toe, dat beide jongens afspraken, dat Peter een
avond bij Uli op bezoek ging. Hij vertelde Hannes van het voornemen, die het
een prima idee vond en op de afgesproken avond zelfs met een fles wijn op de
proppen kwam.
“Waar heb je die nou vandaan?”, vroeg Peter verbaasd.
“Pfff..., geen idee. Heb ik een keer van iemand gekregen,
maar ik drink zelf geen wijn. Misschien vinden jullie hem lekker”.
Welgemutst en gewapend met de fles wijn liep Peter naar
het dorp. Het kostte moeite Uli’s huisje te vinden in het schemer van de
vallende avond, maar ten lange leste vond hij een klein, onooglijk huisje aan
de rand van het dorp. Nee, het was niet vervallen, maar zag er wel een beetje
onderkomen uit. Hij zocht tevergeefs naar een bel en klopte toen maar aan de
deur.
Uli deed open met zijn schitterende glimlach. Hij zag er
prachtig uit in een wijd openstaand wit hemd en een wijde witte broek met
onderaan wat uitlopende pijpen, die met een geknoopt koord op zijn heupen werd
gehouden.
“Welkom!”, zei hij enthousiast.
Peter ging binnen en de deur ging dicht. Pas toen deze in
het slot viel, omarmde Uli zijn gast en kustte hem. Het was een kus, die
tederheid en verlangen uitdrukte.
Uli ging op blote voeten voor hem uit in een kleine kamer
en Peter keek rond. Er stonden een paar oude houten stoelen om een tafel, er
was een kast, een aanrecht, die gedomineerd werd door een oude handpomp en een
potkacheltje. Hij was zich er van bewust, dat Hannes en hij het niet breed
hadden, maar hier zag hij pure armoede, zoals hij die vroeger thuis gewend was.
“Dus je woont hier alleen?”, vroeg Peter om een gesprek
op gang te brengen.
Uli knikte alleen maar.
“Maar je ouders dan? Zo oud ben je toch niet dat je
alleen woont?”
Even kwam er een treurige blik in Uli’s ogen.
“Peter, dit is Duitsland!”
Peter keek hem niet begrijpend aan.
“Mijn vader is in de oorlog gesneuveld, ondergegaan met
zijn onderzeeboot, ergens op de Atlantische Oceaan. En mijn moeder stierf een
paar jaar geleden aan de Spaanse griep. Dus ja...ik ben alleen”.
“Jee...”, kon Peter alleen oprecht onthutst uitbrengen.
Uli’s gezicht klaarde meteen weer op en hij zei lachend:
“Maar ik leef nog, dus het schijnt me te lukken om voor
mezelf te zorgen! Maar, hoe ben jij hier beland?”
Peter deed zijn relaas over hoe hij thuis was weggelopen,
hoe hij Hannes had ontmoet en hoe ze sinds die dag bij elkaar waren. Hij moest
wel op het punt aankomen, dat het paard ziek was geworden en dat ze daarom hier
gestrand waren.
“Ja ja, “, zei Uli, “En wat heeft jullie paard?”
Peter haalde de schouders op, maar vertelde dat Banjer
helemaal gloeide.
“Oh dat...!”, zei Uli laconiek, “En toen hebben jullie de
dorpsdierenarts er bij gehaald, die vertelde dat hij het dier wel weer gezond
kon maken, maar wel een klein vermogen voor de medicijnen vroeg...een vermogen
wat jullie niet hebben!”
“Hoe weet je dat?”, vroeg Peter verbaasd.
“Ik heb al verteld: ik kom hier uit de omgeving. Ik ken
iedereen hier, ook die afperser van een dierenarts. Het is namelijk
onzin...gewoon het dier het juiste kruid toedienen. En ik weet waar ik dat
kruid kan vinden. Ik weet wel zeker dat ik jullie paard in een mum van tijd
weer gezond heb”. De laatste opmerking bracht een korte flikkering in zijn
ogen, zodat het grijsgroen nog mooier werd.
“Maar...,”, vroeg Peter twijfelend, “hoe weet je dat zo
zeker?”
“Ik mag wel jong zijn, Peter, maar ik heb al jarenlange
ervaring als stalknecht en dus met paarden. Naast nog wat andere ervaringen met
de jonker”.
Peter schoot in de lach en Uli deed van harte mee.
“Weet je hoe ik hem noem?”, vroeg hij met een ondeugende
blik.
Peter schudde het hoofd.
“Ik noem hem de trol”, zei Uli breed grijnzend.
Peter keek hem onwetend en niet begrijpend aan.
“Een trol is een soort kabouter uit Noorwegen, maar dan
een kleine, erg lelijke kabouter op korte beentjes met een dikke buik en een kale
kop. Mijn vader vertelde altijd over trollen, toen hij mij vroeger in bed
stopte”.
Opnieuw volgde een lachsalvo van het tweetal. De wijnfles
raakte leger en leger en Peter mocht Uli meer en meer. Of ging het verder als
alleen mogen?
Al pratende was het Peter ontgaan dat Uli zijn hand op de
zijne had gelegd Hj bemerkte het pas, toen hij twee vingers voelde, die
schuchter over zijn onderarm streelden. Hij keek naar de jongen, die hem met
grote vragende ogen terug aankeek. Het gesprek verstomde, er waren alleen nog
de vragende blikken en de schuchter strelende vingers.
Plotseling stond Uli op. Hij kwam naast Peter staan, boog
zich voorover en kustte hem vurig op de mond. Peter’s handen schoven in het
wijd openstaande hemd en streelden zijn tepels zacht. Hij voelde hoe ze hard
werden onder zijn vingertoppen. Uli nam hem bij de hand en trok hem mee naar
een naastgelegen kamertje, waar hij een oude olielamp ontstak. In het schaarse
licht zag Peter alleen een bed en een kast.
De heerlijke jongen in het licht van het dansende
vlammetje van de olielamp straalde een onpeilbare aantrekkingskracht uit, die
alleen nog maar vergroot werd, toen het witte hemd van zijn schouders gleed en
zijn prachtige bovenlichaam zichtbaar werd. Peter bedwong zich niet langer.
Langzaam en teder volgden zijn vingertoppen de spierbundels van de bovenarmen
en gleden over de naakte schouderbladen. Zijn lippen streelden de hals van de
Adonis die voor hem stond.
Die draaide zich om en drukte zich tegen hem aan. Peters
handen streelden nu borst en buik en bewogen zich naar het koord, dat de broek
op zijn plaats hield. Langzaam likte hij met het puntje van zijn tong Uli’s
tepels. Die kreunde zacht en drukte Peters lippen er steviger tegen aan.
Die wachtte even en maakte het koord van Uli’s broek los.
De broek gleed op de grond en de jongen stond in een klein onderbroekje, waarin
een uitnodigende bult zichtbaar was, in het schemerlicht van de lamp. Het was
adembenemend mooi.
“Ik wil naar je kijken, schat!”, kreunde Peter, “Ik wil
elk moment in mijn geheugen opnemen”.
Uli liet zijn stralende glimlach weer zien, de tanden
flikkerden in het half duister.
“Ben ik mooi?”, vroeg hij verlegen.
“Je bent prachtig!”, antwoordde Peter uit volle
overtuiging.
Hij kleedde zich, op zijn onderbroek na, ook uit en
drukte Uli zacht op het bed, waarna hij er naast ging liggen.
Uli’s hand streelde onwennig over de bult in zijn
onderbroek, alsof hij niet de moed had het broekje uit te trekken of er in te
gaan. Peter kustte hem en fluisterde in zijn oor: “Toe maar, schat...ga er in!”.
Uli volgde de aanmoediging niet helemaal op, maar
gesterkt door Peters opmerking trok hij het hele onderbroekje van zijn vriend
af. De harde, opgewonden lans sprong de vrijheid tegemoet.
“Mmmmmm......”, klonk een zacht, verlekkerd gekreun.
De vingertoppen van de beeldschone, blonde jongen
streelden de harde roede, opnieuw onwennig, een beetje angstig en ontzettend
verlegen. Maar Uli overwon zijn angst en begon de al vochtige eikel met zijn
vingertoppen te bewerken, subtiel en sensueel. Peter sloot vol genot de
ogen...dit had hij nog nooit meegemaakt. Dit was zo hemels heerlijk.Uli schoof
Peter’s voorhuid terug en ontblootte de eikel geheel. De vingertoppen bleven
spelen, heel licht, zonder enige druk. Ze masseerden zijn overgevoelig geworden
eikel tot het uiterste, stimuleerden hem tot de ontlading, maar hielden telkens
net op tijd op. Om dan weer opnieuw te beginnen, waarbij ze ook uitstapjes
maakten naar de strakgespannen voorhuid er achter, elk klein trillend
bloedvaatje in die huid beroerend en strelend.
Zo speelden ze door, als twee veulens in een wei,
onstuimig, wild en passioneel, alles vergetend wat om hen heen gebeurde, de
tijd wegglijdend in een roes van gelukzaligheid. Peter verloor alle beheersing
en rukte het onderbroekje van de ander af. Een heerlijk zwaard kwam tevoorschijn,
iets kleiner als dat van Peter, maar met een prachtige, glimmende eikel. Hij
boog voorover en begon er gulzig aan te zuigen. Uli kreunde, hijgde, kronkelde
en ten lange leste kwam zijn ontlading. Golf na golf van heerlijk zaad schoot
in Peter’s mond. Het smaakte heerlijk, hij smakte gelukkig en keek zijn vriend
aan, die met gesloten ogen lag te genieten.
Peter zette zijn druipende eikel tegen Uli’s lippen. Die
begon er aan te likken, zo nu en dan gleed de tong vergenoegd langs de lippen.
Al snel vergat hij zijn schroom en hij slurpte de hele roede in zijn mond op en
begon er aan te zuigen. Het duurde niet zo lang: Peter was al zo opgezweept dat
zijn explosie in een mum van tijd volgde en zijn roede begon te schudden en te
pompen. Klodder na klodder verdween in Uli’s keel, een schier eindeloze
hoeveelheid.
Peter voelde de eruptie nagolven in zijn hele lichaam en
rolde op zijn rug. Verliefd en gelukkig lagen ze naast elkaar.
“Ik zou zo graag hebben dat je zou blijven”, fluisterde
Uli.
“Ik zou willen dat ik kon blijven”, kwam het zachte
antwoord terug, “Maar dat kan niet. Zodra het paard weer gezond is trekken we
verder, op zoek naar werk”.
Uli lachte kort.
“Ik zou natuurlijk het paard niet kunnen behandelen, dan
moet je hier blijven”, zei hij zacht.
Maar hij schudde het hoofd en vervolgde:
“Maar zo werkt dat niet. Ik laat het paard niet lijden om
jou hier te houden. Daar zijn paarden me te dierbaar voor”.
Er viel een stilte, die gevuld werd met kussen en
strelen.
Na een tijdje zei Uli:
“Ik wil weg hier. Ik voel me zo alleen. Ik kan toch ook
met jullie meegaan”.
“Ik moet het er eerst met Hannes over hebben”, antwoordde
Peter, “Maar het idee is grandioos”.
“Je meester kan mij ook dingen leren over houtsnijen. En
ik kan het paard verzorgen. Die komt niks meer te kort, dat kan ik je
verzekeren.”
Opnieuw stilte.
“En ik kan bij jou blijven”, zei Uli na korte tijd, “Ik
hou van je!”
Peter keek hem even aan. De grijsgroene ogen waren
vochtig geworden, een traan liep langs de wang.
“Ik wil ook dat je bij mij blijft”, fluisterde hij.
Hij dacht even na, nam Uli’s hoofd in beide handen en keek
hem strak aan.
“Lieverd,”, sprak hij, “ik kan je niks beloven. Behalve
dan dat ik het er met Hannes over zal hebben en er voor zal knokken dat je met
ons mee kunt trekken”.
De grijsgroene ogen straalden.
“Als je me vertelt waar jullie staan, dan kom ik morgen
na werktijd het paard behandelen”, zei Uli zacht.
Ze hadden elk gevoel van tijd verloren, maar Peter kon op
zijn klompen aanvoelen, dat het tijd werd om terug te gaan. Hij stond op en
kleedde zich aan.
Ze namen afscheid bij de voordeur. Ze kusten elkaar teder
met stralende, gelukkige ogen. Een laatste strelen en toen stapte Peter de
donkere nacht in.
Vervuld van een diepe liefde sloeg hij de weg naar het
kamp in, al meteen uitdenkend hoe hij Hannes er van ging overtuigen, dat Uli
best met hun mee kon.
2714 keer gelezen
Score: 9
(van aantal stemmen: 25)
Je moet eerst inloggen om te kunnen stemmen.